benen van mensen in een wachtrij

“Een optimaal arbeidsmarkt­beleid is een maatschappelijke keuze”

Opinie van Geert Janssens (Trends.be, 11 mei 2023)

Over arbeidsmarktkwesties wordt vaak gesproken in halve waarheden. Optimaal beleid is echter een voortdurende afruil tussen conflicterende doelstellingen.

Een lastig trilemma

Dat inzicht kwam naar boven tijdens een belevingstrip naar Kopenhagen, waar we andermaal konden kennismaken met de fundamenten van het zo vaak geprezen Scandinavische model.

Dat model is niet zaligmakend, maar toont wel aan dat er tussen ongelijkheid, overheidsbeslag en tewerkstellingsgraad een afruil bestaat. Aanvullende analyse op basis van OESO-cijfers leert dat het moeilijk is als individueel land optimaal te scoren op al die drie criteria tegelijk.

Ons land combineert bijvoorbeeld een lage ongelijkheid met een lage werkgelegenheid en een hoog overheidsbeslag. Het trilemma laat zich voor geen enkel land zomaar oplossen.

Soms is een beetje meer ongelijkheid nodig om mensen aan te zetten tot werken.

Gelijkheid is goed, maar vergt meer overheidsbeslag en heeft doorgaans een prijs in termen van werkgelegenheidsgraad. Soms is een beetje meer ongelijkheid nodig om mensen aan te zetten tot werken (inactiviteitsvallen). Dat kan door een grotere loonspanning te creëren, zodat (meer) werken lonend wordt, maar ook door het verschil tussen werken en inactiviteit groter te maken.

De realiteit gebiedt ons te zeggen dat te weinig herverdeling ook een prijs heeft in termen van werkgelegenheidsgraad (zie de Verenigde Staten). Herverdeling is niet alleen nuttig om ongelijkheid te bestrijden, maar ook met het oog op activering en vorming. Aan levenslang leren en kwaliteitsvol onderwijs hangt een prijskaartje. Zo ook is een adequate gezondheidszorg nodig om de productiviteit van mensen op peil te houden.

Scandinavische lessen

Ook de Scandinavische lessen zijn subtiel. In de jaren zeventig was de loongelijkheid in Zweden dermate extreem geworden dat de economische noodzaak om te studeren bijna volledig was verdwenen. De waarde van een diploma was op de arbeidsmarkt te beperkt geworden.

Sindsdien heeft men de ongelijkheid opnieuw laten oplopen en zelfs tot voorbij het niveau van Oostenrijk. Die ongelijkheid was nodig om een motivatiespanningsveld te creëren. Zweden heeft nu zelfs de hoogste werkgelegenheidsgraad in Scandinavië.

Een ander voorbeeld is Denemarken. Dat land weet een groot deel van haar overheidsbeslag te gebruiken in functie van een activerende tewerkstellingscreatie. Het maakt immers een verschil of men overheidsbeslag gebruikt voor passieve uitkeringen dan wel om mensen te activeren, bijvoorbeeld door het verschaffen van degelijk onderwijs, maar ook navorming en herscholing.

Geen enkele regio of staat kan de kersen uit de taart pikken. Het is iets wat te vaak in debatten wordt geprobeerd door eenzijdig te focussen op één aspect.

Directe banencreatie kan beter beperkt worden tot banen die een onderdeel vormen van een re-integratietraject gericht op duurzame tewerkstelling en doorstroming naar de reguliere sector. Dus niet voor het oppoetsen van de werkgelegenheidscijfers en het creëren van een bureaucratie.

Dat laatste gebeurt te vaak in Wallonië, dat voor een groot stuk verantwoordelijk is voor het slechte tewerkstellingscijfer voor België. Vlaanderen doet het met een werkgelegenheidsgraad van 70,3 procent een stuk beter, maar het verschil met Denemarken (75%) blijft aanzienlijk. Dat blijkt ook uit de inactiviteitsgraad. Een kwart van de Vlamingen op arbeidsleeftijd, zijnde 848.000 inactieven, werkt niet en zoekt geen werk. Mochten we het inactiviteitsdeficit met Denemarken willen wegwerken, dan moeten er in Vlaanderen 200.000 mensen extra aan het werk.

Geen cherry-picking

Geen enkele regio of staat kan aldus de kersen uit de taart pikken. Het is iets wat te vaak in debatten wordt geprobeerd door eenzijdig te focussen op één aspect.

Het trilemma enigszins omzeilen kan enkel mits hoge overheidsuitgaven, herverdeling gericht op activering in combinatie met een beperking van werkloosheidsuitkeringen in de tijd, een voldoende verschil in beloning én een permanente afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven. Het is een en-en-verhaal.


Lees ook de inspiratienota 'Optimaal arbeidsmarktbeleid is een maatschappelijke keuze'.