illustratie slinger van mensen in professionele en vrijetijdskledij

Helpen niet-financiële prikkels om de participatiegraad te verbeteren?

In zijn boek ‘De mythe van de arbeidsmarkt’ heeft de Nederlandse professor Paul de Beer grote vragen bij de klassieke maatregelen van overheden om de participatiegraad te verbeteren. De Belgische economen Stijn Baert en Geert Janssens zetten daar toch voetnoten bij, vooral omdat de Nederlandse situatie grondig verschilt van de Belgische.

Paul de Beer
Paul de Beer (©Jan Reinier Van der Vliet)

Paul de Beer: “In ‘De mythe van de arbeidsmarkt’ wijs ik erop dat beleidsmakers te veel verwachten van financiële prikkels om de tewerkstelling te sturen en bijvoorbeeld de armoede- of werk­loosheidsval te vermijden. Ze werken beleidsmaatregelen uit die mikken op een impact op de financiële of fiscale situatie van de werknemer. Maar vaak werkt dat niet. Steeds meer onderzoek – onder andere het ‘Waarde van werk’-onderzoek van de Universiteit van Amsterdam – wijst erop dat werknemers in de eerste plaats een nieuwe baan nemen omdat ze die liever doen. De grootste motivator is of het werk past bij hun persoonlijke voorkeur. Kandidaten hoeven niet meer geld te krijgen, als de nieuwe baan maar leuker is.
Omgekeerd zijn heel veel mensen niet van plan om van schoonmaken hun beroep te maken. Om het toch te doen, moeten ze een stuk meer kunnen verdienen. Geld doet er dus wel degelijk toe in sommige gevallen. Als je heel grote bedragen ter beschikking stelt, zullen heel wat werklozen en inactieven misschien wel toehappen en aan de slag gaan.
Belangrijker is dat er nog maar weinig wetenschappelijk onderzoek is gebeurd naar die niet-financiële prikkels. Volgens mij is dat de belangrijkste oorzaak waarom de overheid blijft focussen op fiscale en financiële instrumenten om de activiteitsgraad op te krikken. Ik denk dat het in veel gevallen beter is om de nadruk te leggen op andere maatregelen.”

Geert Janssens
Geert Janssens (©Kattoo Hillewaere)

Geert Janssens: “Ik denk dat de marktwerking voor de werkgelegenheid veel sterker was in Nederland dan in België. Nederland heeft een doorgedreven flexibilisering doorgevoerd, onder andere met een groot aandeel van zelfstandigen zonder personeel (ZZP) en een belangrijke rol voor de privésector in de arbeidsbemiddeling. Ik volg Paul de Beer wanneer die zegt dat financiële prikkels niet meer helpen in die context. Die evolutie naar meer marktwerking is in België veel minder sterk. Ik ben ervan overtuigd dat de financiële prikkel wel nog kan werken in ons land, met name dan voor de onderkant van de arbeidsmarkt waar het verschil tussen werken en niet werken nu te klein is. Het zal inderdaad minder het geval zijn voor goed betaalde jobs voor hoogopgeleiden. Maar ook daar zal steeds een mix van financiële prikkels en andere ingrepen nodig zijn.”

Stijn Baert
Stijn Baert (©Johan Martens)

Stijn Baert: “Ik ben het eens met Paul de Beer wanneer hij zegt dat financiële prikkels vaak niet helpen om mensen te activeren. Maar dat komt ook omdat die prikkel in België vaak te klein is. Uit onderzoek blijkt dat geld wel degelijk kan leiden tot een hogere tewerkstelling als de bedragen groot genoeg zijn. In vaktermen noemen we dat de elasticiteit. Stijgt het nettoloon met 1%, dan verhoogt de tewerkstellingsgraad met 0,5%. Dan moet je wel kijken naar wat de persoon die gaat werken echt overhoudt, dus ook na het betalen van kosten voor kinderopvang, verplaatsingen, kleding, enzovoort. In de praktijk is het verschil tussen werken en niet werken maar 9 procent in België. Dat is gewoon te weinig om een echt verschil te maken.”

Lees het volledige artikel in het juninummer van Ondernemen.

Lees ook de inspiratienota ‘Optimaal arbeidsmarktbeleid is een maatschappelijke keuze’ van Geert Janssens.