Warme scholen voor een warm Vlaanderen

Warme scholen moeten onze leerlingen beter helpen presteren, maar vooral hun welbevinden stimuleren en hen veerkrachtig maken.

Tom Van Acker

Aan het woord is een enthousiaste Tom Van Acker. Hij ziet dat ons traditioneel onderwijs in Vlaanderen versnipperd is geworden. Het is georganiseerd op basis van leerjaren en vakken. Leerlingen schuiven elk jaar door en moeten telkens — net als hun ouders en leraars — investeren in nieuwe relaties.

In zijn concept van warme scholen wordt de relatie centraal gezet. Kinderen worden er begeleid door een team van leerkrachten die interdisciplinair samenwerken om een leergemeenschap van leerlingen te begeleiden over de jaren en de vakken heen. Tom Van Acker: “Ik beweer niet dat het onderwijs in het verleden niet goed was, maar vandaag is de context veranderd. Leerkrachten krijgen hun taakeisen niet langer geregeld. De complexiteit neemt toe ten gevolge van de diversiteit, de volatiele omgeving, evenals mondige ouders en kinderen. Daarom opteren we voor teams van leerkrachten, die samen competent zijn en autonomie krijgen om de hen toegewezen leerlingen te begeleiden.”

We opteren voor teams van leerkrachten, die samen competent zijn en autonomie krijgen om de hen toegewezen leerlingen te begeleiden.

Leerling centraal

In het systeem van de warme scholen heeft elk kind recht op een gepersonaliseerd traject. Bovendien krijgt elke leerling zijn eigen mentor voor een paar jaar. Wekelijks heeft de mentor een gesprek met zijn pupil. Dat gaat niet steeds over de leertaken van de week, maar evengoed over het welzijn van het kind. Als het niet klikt, verandert het kind van mentor.

Tom Van Acker: “Dergelijk gepersonaliseerd traject is onmogelijk vandaag. Warme scholen leggen de lat hoog, maar op maat van het kind. Ons soort leren is heel flexibel maatwerk en vergt een vast team dat kinderen over de jaren heen volgt. Het team is samen verantwoordelijk voor de kwalificatie van het kind. We hebben bovenal oog voor het welbevinden, de betrokkenheid en de veerkracht van onze kinderen. Zelfs naar de thuisomgeving wordt geregeld gevraagd. De bijstand kan gaan tot het aanspreken van straathoekwerkers of andere hulpverleners.”

Lees het volledige artikel in het septembernummer van Ondernemen.