stapeltjes euromunten met bovenop een winkelkarretje van laag naar hoog

De veilige gok op inflatie

Nu het virus zijn greep op de economie lijkt te moeten lossen, zijn de vooruitzichten een stuk beter. Een wereldwijd duurzaam herstel dient zich aan, maar dat heeft ook gevolgen voor de inflatieverwachtingen. In dergelijke omstandigheden is het verleidelijk om op veilig te spelen door nadrukkelijk te waarschuwen voor het doembeeld van inflatie. Nochtans zitten we allang te wachten op meer inflatie als gevolg van hogere groei.

Herstelinflatie

Wereldwijd zitten de economische verwachtingen in stijgende lijn. Eind juli voorspelde het IMF een groei van de wereldeconomie met 6% in 2021. In de VS zal de groei oplopen tot 7%. In Europa kwam de vaccinatiecampagne iets trager op gang, maar blijft een groei van 4 à 5% haalbaar. De nakende groepsimmuniteit biedt uitzicht op een terugkeer naar het oude normaal en sterkt het ondernemersvertrouwen, ook in eigen land. Daarbovenop is er de inhaalconsumptie. Mensen hebben tijdens de lockdowns gedwongen gespaard en een deel van dat geld zal terugvloeien naar de economie. Ook op langere termijn zijn de vooruitzichten positief. Van het Europees herstelfonds moet meer dan een derde vloeien naar investeringen in duurzaamheid. In de VS komt binnenkort een nieuw pakket aan maatregelen om investeringen in de infrastructuur aan te zwengelen.

Tegen deze achtergrond zijn recente prijsstijgingen niet noodzakelijk problematisch, integendeel. Na de scherpe dalingen van de olie en grondstoffenprijzen in 2020, is een heropleving logisch. De inflatie is grotendeels het gevolg van een herstel van de economie en dat is een goede zaak.

Moeten we ons dan helemaal geen zorgen maken? Drie zaken zijn van hier belang.

Duurzame grondstoffen

De grondstoffenhausse is ook een gevolg van speculatie en tal van aanbodproblemen ten gevolge van de pandemie, maar dat is tijdelijk. Op langere termijn is er de trend naar verduurzaming die de vraag naar onder meer koper, kobalt, nikkel en lithium sterker doet stijgen dan het aanbod. Deze prijsstijgingen riskeren van langere duur te zijn. Daartegenover staat dat een overschotcapaciteit voor olie de prijzen wellicht zal normaliseren rond een evenwichtsprijs van 60 tot 70 dollar per vat. De prijs van ijzer en aluminium werd het voorbije decennium vooral bepaald door de Chinese groei. Die stevent dit jaar af op 8% maar valt volgend jaar wellicht terug tot 6%, het niveau van voor de pandemie. We moeten dus nog niet meteen vrezen voor een nieuwe supercyclus van stijgende grondstoffenprijzen.

Inflatieverwachtingen

Een tweede risico is dat hogere inflatieverwachtingen een eigen leven gaan leiden wanneer ze zich nestelen in de hoofden van producenten en consumenten. Dat zou zich kunnen vertalen in hogere looneisen en hogere verkoopprijzen. Dat zien we vandaag trouwens al in de horeca, hoewel dat deels een compensatie is voor het eerder geleden verlies. Ook de arbeidskrapte zou kunnen leiden tot een loonopbod met een loon-prijsspiraal als neveneffect. Voorlopig wijst niets op zo’n spiraal, al blijft het in eigen land daarvoor ietsjes meer opletten als gevolg van onze automatische loonindexering. Inflatieverwachtingen zijn overigens een psychologisch fenomeen. Des te meer we ons daarover zorgen maken, des te groter de kans dat de inflatie er daadwerkelijk komt.

Dat de huidige opstoot grotendeels kan toegeschreven worden aan het economisch herstel, zou eerder een geruststelling moeten zijn.

Monetaire inflatie

Reeds gedurende twee decennia wordt er gewaarschuwd voor de desastreuze gevolgen van een soepel monetair beleid. Gelukkig kwamen de doemvoorspellingen niet uit. De inflatie nestelde zich wel in de prijzen van activa zoals vastgoed en aandelen, maar niet in het algemeen prijspeil. Ook de reeds lang aangekondigde stijging van de rente bleef stelselmatig uit. Dat heeft uiteraard alles te maken met het beleid van de centrale banken. Ook de eigen ECB zal de korte rente tot 2023 laag en zelfs negatief houden. De langetermijnrente zou wel kunnen stijgen als gevolg van hogere inflatieverwachtingen, maar de ECB is bereid om een hogere inflatie van boven de 2% tijdelijk te tolereren. Daarover zullen uiteraard nog heel wat levendige discussies worden gevoerd, ook in het monetair comité van de ECB. Maar zolang de inflatie niet boven 3% op jaarbasis stijgt, moeten we geen grote koerswijzigingen verwachten.

Conclusie

Inflatie is niet iets waarmee we lichtzinnig moeten omgaan, maar de huidige opstoot is een samenspel van vele factoren waaronder tijdelijke aanbodproblemen. De inflatie trekt op korte termijn stevig aan. Tegen het einde van 2021 op maandbasis wellicht tot meer dan 3%. Op jaarbasis blijven de verwachtingen echter onder 2%. Dat de huidige opstoot grotendeels kan toegeschreven worden aan het economisch herstel, zou eerder een geruststelling moeten zijn. In eigen land moeten we wel vermijden dat, zoals in het verleden vaak het geval is geweest, er een loon-prijsspiraal ontstaat.