10 jaar na Lehman Brothers: veel van hetzelfde

Fotograaf
Jan Locus

Opinie van Geert Janssens

Tien jaar na de val van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers, is het financieel systeem minder onstabiel geworden. Toch blijft het ten gronde functioneren volgens de principes die het systeem destijds aan de rand van de afrond hebben gebracht. Lessen trekken is moeilijk, zo niet onmogelijk, omdat het systeem nu eenmaal is wat het is.

In zijn column in de 'Financial Times' schrijft John Gapper (13/9/2018) dat hij zich destijds had vergist door het faillissement van Lehman Brothers aan te raden. De val van de bank zou een voorbeeld stellen voor andere financiële instellingen en het probleem van het zogenaamd ‘moreel risico’ indijken. Het zou een lesje zijn voor roekeloze bankiers. Hij was lang niet de enige die dit harde devies naar voren schoof.

Desastreus gevolg

Het desastreuze resultaat is gekend. De val van Lehman Brothers ging als een schokgolf doorheen het financiële systeem. Gapper geeft zijn fout toe maar stelt terecht dat ook zonder het beruchte faillissement de problemen niet zouden zijn uitgebleven. Het systeem stond nu eenmaal op springen en het was wachten op de eerste serieuze domino. Er waren voor het bewuste weekend van 15 september 2008 immers reeds heel wat kleinere domino’s gevallen. De eerste tekenen van de moeder aller financiële crisissen werden reeds begin 2006 zichtbaar, toen de prijzen in de Amerikaanse huizenmarkt begonnen te stagneren en vroege vogels zich zorgen begonnen te maken. Het weekblad ‘The Economist’ deed in april 2006 een realiteitscheck en concludeerde dat de Amerikaanse huizenmarkt een grote bedreiging vormde voor de stabiliteit van de wereldeconomie.

Natuurlijk beweert achteraf iedereen al te graag dat men het had zien aankomen maar de lange aanloopfase in de ontwikkeling van zeepbellen, maken voorspellen tot een zinloze bezigheid. Zeker in een sterk gemediatiseerde wereld waar nieuws binnen enkele ogenblikken veroudert en denken op langere termijn haast onmogelijk is geworden. Dat brengt ons bij een pertinente vraag: is er lering getrokken uit die crisis en zijn we er vandaag beter aan toe? Het antwoord op deze vraag is uiteraard niet eenvoudig, maar laat zich niettemin als volgt samenvatten: primo, we staan er niet (veel) beter voor; secundo, er werden onvoldoende lessen getrokken; tertio, er ontbreekt een puzzelstukje in het huidig systeem.

Primo: We staan er niet (veel) beter voor

Ook de grootste criticasters moeten toegeven dat het beleid van de centrale banken de zieltogende Westerse economie uit het slop heeft gehaald. Zelfs de eurozone groeit dermate snel dat vacatures niet meer ingevuld geraken. Ook bij ons is de arbeidskrapte een dagelijks onderwerp van discussie. We moeten er echter geen tekening bij maken dat een beleid van massale geldcreatie niet zonder risico is. Uitzonderlijke tijden vragen om uitzonderlijke maatregelen maar die creëren nieuwe risico’s.

Soepel monetair beleid schakelt de signaalfunctie van de rente uit. Daardoor weerspiegelen de prijzen van activa (aandelen, vastgoed, kunst,…) niet meer hun werkelijke waarde en ontstaan nieuwe zeepbellen. Het risico is dat een normalisatie van het monetaire beleid - dat er vroeg of laat moet komen - de rente zal doen stijgen zodat zeepbellen barsten.

"Een beleid van massale geldcreatie is niet zonder risico, de signaalfunctie van de rente wordt uitgeschakeld."

Het grootste risico zit echter momenteel in China. De private kredietboom van de voorbije jaren deed de schulden oplopen tot meer dan 250% van het bbp. Het Chinese systeem kraakt in haar voegen. De Chinese autoriteiten wisten de meubelen reeds enkele keren te redden, maar het is niet omdat men de thermometer uitschakelt, dat de patiënt geen koorts heeft. Steeds meer twijfelen we eraan of men het stuur nog even stevig in handen heeft. De handelsoorlog die Donald Trump heeft ontketend weegt bovendien op de gezondheid van de opkomende economieën, ook die van China. Een Chinese (beurs)crash zou als een vloedgolf de gehele financiële wereld treffen. Maar, net zoals 10 jaar geleden, lijken de VS beter voorbereid dan de ideologisch verdeelde eurozone, die er nog steeds niet in geslaagd is om een vangnet te spannen rond haar financieel firmament.

Secundo: Er werden onvoldoende lessen getrokken

Het positieve nieuws is dat banken in de VS alsook in Europa veiliger zijn geworden omdat ze hun activiteiten moeten financieren met geld uit stabielere bronnen en meer eigen vermogen moeten aanhouden. Als gevolg van een lagere hefboom worden risico’s afgebouwd. Het toezicht werd grensoverschrijdend, onder meer in de eurozone, waardoor het voor toezichthouders gemakkelijker is geworden om de risico’s in te schalen en het overzicht te bewaren. Grote banken moesten scenario’s opstellen die beschrijven hoe de instelling in het slechtste geval moet worden ontmanteld. De verloningssystemen werden aangepast zodat bankiers minder geneigd zijn om hun eigen zakken te vullen op kosten van de gemeenschap.

"Grote financiële instellingen blijven ‘too big to fail’."

Er is dus veel gebeurd en toch is dit alles niet voldoende. Grote financiële instellingen blijven ‘too big to fail’. Bij de eerstvolgende crisis kunnen beleidsverantwoordelijken niet anders dan een herhaling van ‘Lehman Brothers’ trachten te voorkomen.

De kredietgroei werd evenmin onvoldoende aan banden gelegd. De voorbije jaren groeide het kredietvolume sneller dan de nominale groei (inclusief inflatie) van de economie. De gewone inflatie houdt geen rekening met de eerder aangehaalde stijging van activaprijzen die wijzen op de vorming van zeepbellen.

Ook het voorbije decennium vloeide heel veel geld naar de vastgoedmarkt, ook bij ons. Politici durven fiscale en andere stimuli voor huizenbezit niet of onvoldoende afbouwen. De Nationale Bank waarschuwde de voorbije jaren enkele keren voor oververhitting maar werd snel teruggefloten. Wanneer de kassa rinkelt, zijn dissonate geluiden niet welkom. Dit brengt ons bij het derde aspect.

Tertio: Er ontbreekt een puzzelstukje in het huidig systeem

Ons huidig financieel systeem is gedoemd om de fouten uit het verleden te herhalen [1]. Ons geldsysteem is gebaseerd op vertrouwen en niet langer op een grondslag met reële waarde zoals goud of zilver. Dat vertrouwen is nodig omdat bankiers een trucje toepassen. Het zogenaamd ‘fractioneel’ bankieren houdt in dat banken elke 100 euro spaargeld die binnenkomt, meerdere keren uitlenen. De voorbije 200 jaar hebben regulatoren en toezichthouders deze basisanomalie proberen te remediëren. Centrale banken zijn pompiers die brandjes moeten blussen voor wanneer er iets fout gaat. Het depositogarantiesysteem werd in het leven geroepen om spaarders (tot 100.000 per rekening) te beschermen zodat ze het vertrouwen zouden behouden.

Die remediëring creëert echter nieuwe problemen, niet in het minst morele risico’s. Banken weten dat zijzelf zullen gered worden; overheden weten dat ze onbeperkt schulden kunnen maken omdat centrale banken kunnen overgaan tot kwantitatieve versoepeling; spaarders worden minder alert en deponeren hun geld bij de hoogste bieder, zelfs wanneer die op de rand van het faillissement bengelt; centrale banken wanen zich planbureaus die steeds meer macht naar zich toe trekken.

"Wat ontbreekt is een grotere verantwoordelijkheid voor bankiers."

De conclusie is dat het financieel kapitalisme in haar huidige vorm een inherente tendens vertoont naar instabiliteit. Sommige monetaire fundamentalisten bepleiten daarom een terugkeer naar de goudstandaard. Tegen de achtergrond van wat er de voorbije decennia is gebeurd, lijkt dit een verstandige optie. Daarmee gaat men echter voorbij aan een cruciaal element. Fractioneel bankieren creëerde de ademruimte die nodig was om onze fenomenale economische groei van de voorbije 250 jaren te financieren [2]. De negatieve gevolgen van financiële debacles doen ons zoeken naar manieren om die ups en downs van financiële marken te vermijden. Het domweg aan banden leggen van de kredietgroei zou het systeem ontdoen van haar deugdzaamheid inzake welvaartscreatie.

Het ontbrekende puzzelstukje om ons geldsysteem veiliger te maken is niet de herinvoering van een goudstandaard of het wettelijk beperken van kredietgroei. Wat ontbreekt is een grotere verantwoordelijkheid voor bankiers. De voorbije jaren doken tal van nieuwe schandalen op gaande van wisselkoersmanipulatie tot het opzetten van ‘dark pools’ en het financieren van dubieuze regimes. Telkenmale komt men er vanaf met het betalen van een symbolische boete. Zolang die deur blijft openstaan, blijft het dweilen met de kraan open en blijft elke vorm van bijkomende regulering een schijnbeweging die ons afleidt van het werkelijke probleem. Ons fractioneel bankieren is gebaseerd op vertrouwen. Hoelang kunnen we het misbruik daarvan nog remediëren door in een wijde bocht heen te gaan om het werkelijke probleem?


[1]  In zijn boek ‘Geld, krediet en crisis‘ werkt Jesύs Huerta De Soto, professor politieke economie aan de Universiteit van Madrid, deze stelling zorgvuldig uit.

[2] In zijn bestseller ‘Sapiens’ beschrijft Yuval Harari in hoofdstuk 16 (Het kapitalistische credo) op magistrale wijze de magische cirkel van krediet en welvaartscreatie.