stijgende loonkosten: man en vrouw schudden elkaar de hand tussen stapels euromunten

Loonkostenhandi­cap naar recordniveau

(zie ook het artikel van Alain Mouton op basis van deze analyse van Geert Janssens in Trends van 25 augustus, p.16-17).

Een update van de OESO-cijfers (juni 2022) leert dat de Belgische loonkostenhandicap - die tijdens de vorige legislatuur nog werd afgebouwd - dit en volgend jaar opnieuw dreigt te stijgen naar eerdere recordniveaus. Een hogere inflatie in combinatie met de automatische loonindexering liggen aan de basis van die evolutie.

Vijf procentpunten sneller

De hogere inflatie in ons land drijft heel snel een wig in de loonkostenevolutie met onze drie belangrijkste handelspartners, nl. Duitsland, Frankrijk en Nederland (EU-3). In 2022 en 2023 loopt de gecumuleerde inflatie in België naar verwachting op tot meer dan 14,2% tegenover 9,9% in Frankijk, 12,2% in Duitsland en 14,5% in Nederland. Vooral verschillen in de evolutie van de energieprijzen verklaren deze afwijkende inflatiecijfers. Naast de hogere inflatie is er voor ons ook het effect van de automatische loonindexering, waardoor hogere prijzen veel sneller worden doorgerekend in de loonkosten.

De loonkosten per werknemer in België stijgen dit en volgend jaar gecumuleerd met 14,1% tegenover 9,3% bij de buren. Die worden helaas niet gecompenseerd door een snellere toename van de productiviteit.

Daardoor stijgen de loonkosten per werknemer in België dit en volgend jaar gecumuleerd met 14,1% tegenover 9,3% bij de buren. Een verschil van bijna 5 procentpunten! De snellere toename van de loonkosten bij ons wordt helaas niet gecompenseerd door een snellere toename van de productiviteit. Dit en volgend jaar zal de productiviteit in België stijgen met 1,2% tegenover 1,6% bij de buren.

Loonkostenhandicap stijgt opnieuw

Wanneer we de productiviteitsevolutie aanrekenen op de evolutie van de loonkosten per werknemer, dan krijgen we de zogenaamde evolutie van de loonkosten per eenheid product. Die maatstaf geeft weer wat het kost om een eenheid welvaart te creëren. Het is een goede indicator van zowel de evolutie van onze loonkostenhandicap als van onze concurrentiekracht.

Figuur - Loonkosten per eenheid product – België versus EU3
Bron: ETION op basis van OESO-data

De figuur laat zien dat de Belgische loonkostenhandicap tegenover de EU-3 in de periode 2014-2021 systematisch werd afgebouwd. Dit was het gevolg van een indexsprong en van een snellere toename van de Duitse loonkosten. Tot eind vorig jaar kon men verwachten dat de Belgische loonkosten ook de komende jaren min of meer gelijke tred zouden houden met die bij de buren. Onder meer het vooruitzicht van een snelle toename van de Duitse minimumlonen lag aan de basis van die veronderstelling.

Als gevolg van de vergalopperende inflatie door de oorlog in Oekraïne zijn die verwachtingen inmiddels achterhaald. Gemeten sinds 1996, zullen onze loonkosten volgend jaar opnieuw om en bij 7 procentpunten hoger liggen dan bij de buren.

Gemeten sinds 1996, zullen onze loonkosten volgend jaar opnieuw om en bij 7 procentpunten hoger liggen dan bij de buren.

Nog geen jaren zeventig en tachtig…

De huidige inflatie is (nog) lang niet te vergelijken met die in de jaren 1970 en 1980, toen de olieprijzen met een tienvoud stegen en alle waardemeters tilt sloegen. Het indexeringsmechanisme werd inmiddels omgevormd (cf. gezondheidsindex), hoewel die aanpassingen bij de huidige niveaus van inflatie hun doel missen.

Een groot verschil met de jaren zeventig is ook dat we vandaag werken in een veel sterkere eengemaakte Europese markt met daarbovenop de euro. De inflatieverschillen tussen individuele leden zijn momenteel substantieel, maar de loonkostenstijgingen zijn dat ook, of zullen in elk geval niet uitblijven.

…maar waakzaamheid blijft geboden

Toch moeten we zeer waakzaam blijven. De automatische loonindexering zet Belgische bedrijven sneller in de wind en maakt het risico op tweede-ronde-effecten groter, omdat hogere energieprijzen doorsijpelen naar de rest van de economie. Naast België hebben enkel Cyprus, Malta en Luxemburg een automatische loonindexering. Het gaat om 3% van de werknemers in de private sector binnen de eurozone.

Tot op vandaag is het evenmin duidelijk wat de gevolgen van het conflict in Oekraïne op langere termijn zullen zijn. Zolang de economie blijft groeien en de arbeidsmarkt krap blijft, lijkt de schade nog te kunnen meevallen. Toch zorgt ook die arbeidskrapte momenteel voor hogere looneisen, zeker ook bij ons.

Waar blijft beleidsreactie?

Deze factoren samen maken dat onze concurrentiekracht in ijltempo wordt uitgehold. Het is een gegeven waarover we in beleidskringen heel weinig horen. Dit is immers niet alleen een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Overigens, de inflatieverschillen tussen leden van de muntunie zijn ook een gevolg van het gevoerde energiebeleid.

Er moeten ook meer inspanningen worden gedaan om ons groeipotentieel op te krikken. In de periode 1997-2007 haalden we nog een productiviteitsgroei van 1,4% per jaar. Nadien zakte deze groei weg naar 0,18% per jaar. Ook bij onze buren kalfde de groei van de productiviteit af (in de periode 2008-2021 ging het om 0,26% in Frankrijk, 0,13% in Duitsland en 0,27% in Nederland) maar dat neemt niet weg dat België – samen met Griekenland – binnen de OESO het grootste potentieel heeft om haar productiviteitsgroei op te krikken.