Landkaart met speldjes

Het einde van de Thatcher-Reaganrevolutie

In 1996 verklaarde de Amerikaanse president Bill Clinton "the era of big government is over". Het was de finale overwinningskreet van de neoliberale revolutie die haar oorsprong vond in het falend keynesiaans beleid van de jaren zeventig en massaal werd doorgedrukt door de Britse premier Margaret Thatcher en haar kompaan, de Amerikaanse president Ronald Reagan, in de jaren tachtig. Door multilaterale organisaties als de Wereldbank en het IMF werd neoliberaal beleid als standaard gezet voor de rest van de wereld. Het Verdrag van Maastricht deed dat in de Europese Unie. De echte overwinning kwam er in de jaren negentig toen ook meer linkse partijen zoals de Democraten onder Clinton en de Labour-partij onder Tony Blair in het Verenigd Koninkrijk het neoliberalisme omarmden.

Belastingverlagingen, de privatisering van overheidsbedrijven, de inperking van de macht van de vakbonden en deregulering moesten de marktwerking verbeteren en zouden op termijn meer welvaart creëren. Bij zijn inauguratie in januari 1981 vatte Reagan het mooi samen: "De overheid is niet de oplossing voor ons probleem, de overheid is het probleem."

Een verhaal van twee crisissen

De financiële crisis van 2008-2009 was de eerste grote schok. De gedereguleerde financiële markten bleken toch niet te werken zonder dat de overheid en regeringen over de hele wereld moesten ingrijpen om het financiële systeem te redden. De monetaire stimulus die toen begon, is nooit weggegaan en zou de econoom Milton Friedman, de grote inspiratiebron van de neoliberale revolutie, doen omdraaien in zijn graf.

Tien jaar later moeten overheden over de hele wereld massaal ingrijpen om bedrijven te redden die anders ten onder zouden gaan door de corona-epidemie. De overheid greep diep in in het dagelijks leven van mensen met harde en zachtere lockdowns. De twee crisissen toonden aan dat de overheid toch soms een deel van de oplossing moet zijn omdat de markt het niet alleen aankan. De coronacrisis maakte ook in verschillende landen duidelijk dat jarenlange besparingen in de gezondheidssector wel degelijk gevolgen hebben. Heel wat Zuid-Europese landen die na de schuldencrisis van tien jaar geleden fel bespaard hadden, tellen nu de gevolgen in doden.

Big Government is back

Het Amerikaanse Congres keurde op 11 maart president Bidens American Rescue Plan goed, een economische stimulus van 1,9 biljoen dollar. Nog geen drie weken later stelde hij zijn American Jobs Plan voor, dat een investering van 2,3 biljoen dollar zou zijn. Een maand later kwam dan nog het American Families Plan een programma van 1,8 biljoen dollar bij. Over de hele wereld werd de begrotingsorthodoxie achterwege gelaten om de economie te kunnen stimuleren.

Zelfs het IMF, lang de globale politieagent van het neoliberalisme, is aan het veranderen. In de jaren tachtig en negentig duwde het nog vaak strenge besparingsoperaties door in landen die geld nodig hadden van het fonds. Soms met nefaste gevolgen voor de publieke dienstverlening en de bevolking van ontwikkelingslanden. In sterk contrast raadde Carmen Reinhart, de hoofdeconoom van het IMF, landen aan om veel geld te lenen.

Maar de terugkeer van de overheid is al langer bezig. Na de aanslagen van 9/11 en de daaropvolgende terroristische aanvallen in Europa en Azië begon de overheid al veel meer controle te verwerven over het leven van haar burgers. Luchthavencontroles werden fel aangescherpt, het gebruik van camera's werd uitgebreid en Edward Snowden toonde hoe inlichtingendiensten onze digitale communicatie onderscheppen. De overheid was meer aanwezig dan ze jaren was geweest.

Piek in de globalisering

Ook de internationale kant van het neoliberalisme begint te sputteren. De globalisering werd gedreven door het verlagen van handelstarieven en het verminderen van investeringsbeperkingen. Dat gebeurde eerst tussen de westerse landen. Na de val van de Sovjet-Unie breidde zich dat uit tot het vroegere Oostblok en bereikte het zijn hoogtepunt met de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie aan het begin van deze eeuw. Het was een periode waarin de beperkingen op de stromen van goederen en geld tussen landen steeds kleiner werden. Bedrijven konden hun toeleveringsketens over de hele wereld spreiden in een ongebreidelde zoektocht naar efficiëntie en kostenbesparingen. De New York Times-journalist Thomas Friedman riep uit dat de wereld plat was geworden. Politieke grenzen deden er niet meer toe.

De voorbije vijf jaar zagen we een sinds lang ongeziene toename van het aantal handelsbarrières tussen landen. De Verenigde Staten voerden invoerbeperkingen in op China maar ook op de Europese Unie en andere handelspartners. Die riposteerden met nieuwe tarieven. Exportbeperkingen op technologie werden ingevoerd. Saudi-Arabië en enkele andere landen verbraken alle economische relaties met Qatar. Japan blokkeerde de export van chemicaliën naar Zuid-Korea wegens een dispuut uit de Tweede Wereldoorlog. En China haalde geregeld uit met boycots van producten uit landen die kritiek gaven op zijn aanpak van de mensenrechten of territoriale expansiedrift. Politieke grenzen zijn dus helemaal terug.

Ondertussen denken landen na om een belasting op CO2 aan de grenzen te heffen op producten die geëxporteerd worden vanuit landen waarvan zij vinden dat ze onvoldoende doen voor het milieu en rijpen de ideeën over een globale minimumbelasting voor bedrijven. Twee ideeën die tien jaar geleden nog als radicaal en onhaalbaar beschouwd werden staan nu dus op de globale agenda.

We zijn terechtgekomen in een nieuw tijdperk waarin landen weer meer zullen interveniëren in de economie.

Een nieuw tijdperk

We zijn terechtgekomen in een nieuw tijdperk waarin landen weer meer zullen interveniëren in de economie. Dat was bijna onvermijdelijk geworden door de opkomst van China. China toonde (in tegenstelling tot de Sovjet-Unie) aan hoe overheidsinmenging en economische groei kunnen samengaan en zelfs spectaculaire resultaten kunnen opleveren. China profiteerde enorm van de vrijmaking van de internationale handel, maar weigert al te vaak zelf de regels te volgen en de link tussen de overheid en de markt door te knippen. Dat maakt het voor andere economieën moeilijk om ook hun bedrijven niet te gaan beschermen.

De slinger komt dus terug in de richting van meer overheid en minder markt. Een nieuw evenwicht was nodig, maar laat ons zorgen dat de overheid niet te groot wordt. De overheid is nodig om de marktwerking te faciliteren en om daar waar de markt niet werkt in te grijpen. Maar China toont ook aan dat een te grote overheid ook een minder mooie kant heeft.